Bickerseiland en de Nieuwe Waal,
Reinier Nooms, 1652
Westelijke Eilanden 1615-Heden
400 jaar geleden in het begin van 1600 waren de Westelijke eilanden nog moeras met rietkragen en struikgewas. Daarin huisden ongure personen, die het betreden van dit gebied tot een hachelijke onderneming maakten. Het was een veilige schuilplaats voor mensen, die zich in de stad niet mochten of durfden te vertonen. Amsterdam groeide vanaf 1590 explosief. De Gouden Eeuw staat op het punt te beginnen. De Gouden Eeuw is een periode in de Nederlandse geschiedenis die goeddeels samenvalt met de zeventiende eeuw. De Noordelijke Nederlanden, die samen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vormden, maakten een bloeiperiode door op gebied van handel, weteschap en kunsten. In de Gouden Eeuw was Amsterdam de grootste haven ter wereld. De stad werd ook wel het ‘Pakhuis van de wereld’ genoemd. Alle denkbare goederen uit de hele wereld waren in Amsterdam te koop. Aan de toenmalige IJ kant waren langs de kades brede erven die gebruikt werden voor het opslaan van hout, ze kregen de naam 'Houttuynen'. Omdat deze kade evenwijdig liep aan de Haarlemmerdijk werd het opslagterrein na verloop van tijd 'Haarlemmer Houttuinen' genoemd. In 1611 werd begonnen een Nieuwe Waal aan te leggen, een project dat 250.000 gulden kostte en dat twee jaar later voltooid werd. De Waal werd 's nachts door drie drijvende bomen (Zoutkeets-, Nieuwe en Bickersboom) door de boomwachters afgesloten. Zij moesten de sleutels aan de in 1593 gebouwde Haarlemmerpoort afgeven. Bij de derde stadsuitleg, die in 1612 begon, werden vier nieuwe buurten aan het grondgebied van de hoofdstad toegevoegd. Het waren de beroemde grachtengordel, de tegenwoordige Jordaan, de Haarlemmerdijk en de drie Westelijke Eilanden. De Westelijke Eilanden werden rond 1614 en 1615 aangelegd naar een zelfde model als eilanden aan de oostkant, die inmiddels vol raakten. Aan deze westkant kreeg de West-Indische Compagnie beschikking over ruimte voor nieuwe pakhuizen en scheepswerven. De Westelijke eilanden moesten in eerste plaats ruimte bieden aan bedrijven die lawaai- en stankoverlast veroorzaakte, bijvoorbeeld scheepswerven, zoutketen en teerkokerijen. Al gauw verrezen er ook pakhuizen. Aanvankelijk heetten de drie eilanden het Vooreiland, Middeneiland en Achtereiland. Later werd het Middeneiland Prinseneiland genoemd. Verondersteld wordt naar de Prinsen van Oranje Willem I, Maurits en Frederik Hendrik, die een belangrijke rol speelden in de 80 jarige oorlog tegen Spanje (1568-1648). De twee andere eilanden werden vernoemd naar twee invloedrijke families; Bicker en Reaal die de aanleg met hun invloed in het stadsbestuur mogelijk hadden gemaakt en daarna veel bezit hadden op deze eilanden. Het Bickerseiland: Als gevolg van de juridische nasleep van niet geheel oorbare grondspeculaties bleef dit eiland lange tijd braak liggen. In 1631 werd het in zijn geheel verkocht aan de koopman Jan Bicker. Jan Bicker bouwden er werven, huizen en voor zichzelf een groot huis met toren. Het Prinseneiland: De bebouwing van het Prinseneiland bestond voornamelijk uit pakhuizen, waarvan de meeste dateren uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Van de 900 pakhuizen in Amsterdam, stonden er ruim 100 op het Prinseneiland. In deze pakhuizen werd haring, graan, tabak, wijn, zout, ansjovis, kattenhuiden, pek en teer opgeslagen. Nergens anders in Amsterdam is een dergelijke concentratie en verscheidenheid van pakhuizen te vinden. Het Prinseneiland was ook een van de plaatsen in de stad, waar hout opgeslagen mocht worden. Op al deze bergplaatsen lagen enorme voorraden masthout, vuren en grenen balken, delen ruighout, alle soorten eikenhout in de vorm van stammen. Al deze houtsoorten waren nodig voor de scheepsbouw en het bouwen van huizen in de nieuwe gebieden. De Nieuwe Teertuinen: In 1644 werden de opslag en de verwerking van teer naar de huidige Nieuwe Teertuinen overgebracht. Deze straat lag vlak achter de stadswal. Er werd ook teer verpakt en verkocht aan de overzijde van de Nieuwe Teertuinen, op het Prinseneiland. Tot omstreeks 1920 stond hier nog een teerkokerij. Realeneiland: Dit eiland, vroeger het Achtereiland, werd omstreeks 1624 genoemd naar Jacob Reael (1588-1648). Deze oud-schepen en bewindvoerder van de WIC bezat hier vanaf omstreeks 1620 vele percelen, onder andere aan de Zandhoek. Het noordelijke gedeelte van het eiland werd bestemd voor zoutopslag en zoutketen, hiervoor werden verschillende zoutpakhuizen gebouwd. Op het Realeneiland waren de werven De drie Broertjes van Annetje Jansse en De Schol van C. J. van Dalen. Op de Zandhoek staat ook het huis waar Jacob Olie is geboren en opgroeide. De eilanden raken in verval, tot het begin van 1900 was dit een gebied met vele scheepswerven, kleine industrieën en pakhuizen. Daarna werden de schepen groter, van ijzer en met stoommachines. Deze nieuwe grotere werven kwamen aan de nieuw aangelegde eilanden in het Oostelijke Havengebied en de rol die de Westelijke Eilanden zo’n 300 jaar hadden gespeeld was ten einde. De pakhuizen raakte leeg en werden voor andere doeleinden gebruikt. In de loop van de twintigste eeuw verslechterde de woonsituatie op de eilanden. De fabrieken waren een bron van geluidsoverlast en vervuiling. De huizen werden slecht onderhouden en in de oorlog verergerde het verval nog omdat de houten opstallen en schuren werden gesloopt voor brandstof. Wie kon, verhuisde naar een betere woning in een betere buurt. De achterblijvers, zo’n 100 gezinnen, waren verknocht aan hun buurt. Het Bickerseiland verwerd tot een achterbuurt. Allerlei kunstenaars, krakers en drugsverslaafden, grepen hun kans en nemen hun intrek in de verlaten pakhuizen. Toch houdt dat de voortschrijdende leegstand niet tegen. Steeds meer huizen, vooral op het Bickerseiland, komen in het bezit van projectontwikkelaars. In 1960 verscheen er een rapport “Krotopruiming en Sanering”. In dit rapport kwamen het Bickerseiland en Kattenburg naar voren als de slechtste woongebieden van de stad. De gemeente besloot dit gebied een kantoorbestemming te geven. In 1965 plegen projectontwikkelaars kaalslag op de noordelijke punt van het Bickerseiland. Zakenman en speculant Gaus, verklaart dat hij ‘die rotbende wil opruimen’. De eilanders waren het echter niet eens met deze plannen. Zij wilden geen ‘Manhattan aan het IJ’ en pleitten voor betaalbare huurwoningen. Het actiecomité Westelijke Eilanden steekt een stokje voor deze plannen en kwam in 1970 in opstand. In 1970 begeven de eilanders zich op het politieke pad en schuwen daarbij heuse sabotageacties niet. Ze goten zand in de dieseltanks van de heimachines en bulldozers en braken 's nachts alles af wat overdag was opgebouwd. Het ging er echt grimmig aan toe onder het motto "Blijf uit onze buurt". Die vertragingstactiek werkt: twee jonge architecten, Paul de Ley en Jouke van den Bout, werken een alternatief uit. Op zaterdag 29 september 1973 gaat de eerste paal de grond in. Dankzij hun eigen inspanningen kunnen de Bickers ook in de toekomst wonen op hun eiland. Belangrijk in deze acties waren de eilandbewoners van het eerste uur Rie Reijmers en Ome Joop Beau, die zich vol overgave in de reddingsacties van de buurt stortten. De jaren negentig luiden grote veranderingen in voor de Westelijke Eilanden. Steeds meer welgestelde ontdekken het dorp in de stad. De Eilanden zijn plotseling achterbuurt af, maar we zien niet alleen nieuwe gezichten, er duiken ook steeds meer nieuwe gebouwen op. Het aanzicht van de buurt verandert.
gidswandeling over de Westelijke Eilanden van Amsterdam
guided tours over the Westelijke Eilanden of Amsterdam